Ons tafellied


Met kerstmis hadden we vroeger thuis een speciaal tafellied. Mijn broers en zussen zullen zich dat nog zeker kunnen herinneren. Het tafellied werd altijd tegen bedtijd gezongen. De kaarsen in de kerstboom (echte kaarsen, welteverstaan) werden dan door Pap aangestoken. Dan kreeg ieder ook een kaarsje in z’n handen, want daar draaide alles om. Vervolgens ging de grote kamerlamp uit en het zingen van het tafellied kon beginnen. Voor de allerkleinste onder ons was het altijd een beetje onwennig. Ze moesten immers die brandende kaars goed vasthouden en dan ook nog voorzichtig om die tafel lopen, zeker wanneer ze de hoek van de tafel passeerden. Dan maakten ze een grote bocht er omheen ondanks dat het een rechthoekig tafel was. Ja, ze hadden er de handen vol aan, maar het was wel heel bijzonder om naar dat lichtje van die kaars te kijken en dan ook nog met hart en ziel luid mee te zingen. Mam en Pap zongen natuurlijk ook mee en hielden tevens een oogje in het zeil, zodat alles veilig en wel verliep. Het lied werd dan een paar keer achter elkaar gezongen en dan moesten de kaarsen worden uitgeblazen. Dat ging op tourbeurt. Ieder wachtte netjes af totdat zijn naam genoemd werd. De tekst hieronder (helaas zonder muziek) geeft een beetje aan hoe het toen ging en is er kan er een voorstelling van maken.

’t Is kinderbedtijd, roept vader vooruit
de kaarsjes die moeten nu uit.
Wie heeft er de beurt om te blazen vandaag,
Dat is onze (Hansje-Marijke-Annie-Leike-Bep-Thea-Adje-Riny-Henk-Mam-Pap )
die doet dat zo graag.
Fuut fuut, fuut fuut, fuuut, nu blaast hij/zij zijn/haar kaarsje mooi uit.

Dit tafereel heeft zich in de volgende generatie toen voortgezet.

Riny